Er is al heel wat onderzoek naar de werking van de hersenen in hypnose. Er is daarbij gekeken naar de samenhang tussen hypnotische verschijnselen en hersenactiviteit.

Activering cortex singualis anterior

Szechtman e.a. (1998) beschrijven activering van de cortex singularis anterior rechts bij hoog hypnotiseerbare personen met hallucinatoir vermogen. Dit gebeurde na hypnotische uitlokking van auditieve hallucinaties. Het vond niet plaats als men zich verbeeldde dergelijke hallucinaties te horen. De cortex singularis anterior maakt deel uit van een affectief netwerk in de hersenen dat betrokken is bij verwerking van emotionele prikkels.

Andere gebieden van de hersenen dan bij normaal bewustzijn

Een studie van Maquet e.s. (1991) toonde aan dat bij het oproepen van een aangename autobiografische  gebeurtenis onder hypnose andere gebieden van de hersenen worden geactiveerd dan bij normaal bewustzijn.

Gebieden in de hersenen met pijnperceptie

Hypnose maakt het mogelijk om gebieden die verband houden met de pijnperceptie te activeren of te deactiveren, onafhankelijk van de aanwezigheid van pijnstimulatie. (Rainville 1999, Faymonville ea., 2000, Derbyshire e.a., 2004, Vanhaudenhuyse 2009).

Verminderde activering van de fusiforme hersenschors

Kosslyn e.a. (2000), beschreven een verminderde activering van de fusiforme hersenschors links tijdens hypnotische beïnvloeding van de kleurwaarneming. De fusiforme hersenschors speelt een rol in de visuale waarneming en geheugen van visuele objecten zoals voorwerpen, woorden en gezichten.

Onderzoek naar effect van hypnotische beïnvloeding op de hersenen

Demertzi e.a. (2011) vergeleken 3 situaties met elkaar om interne en externe gerichtheid te onderzoeken. Ze onderzochten de normale waaktoestand. Daarnaast onderzochten ze de toestand van hypnose. Ook onderzochten ze een controlesituatie waarin een autobiografische herinnering werd teruggehaald. Zo onderzochten ze de wisselwerking tussen het “default mode netwerk”(DMN) en een bij verscheidene taken negatief gecorreleerd netwerk. Dit netwerk was “extrinsiek”(gericht op informatie uit de omgeving) getypeerd. Het “default mode netwerk” is een grootschalig hersennetwerk dat voornamelijk bestaat uit de mediale prefrontale cortex, posterieure cingulaire cortex / precuneus en angulaire gyrus. Het is vooral bekend om actief te zijn wanneer een persoon niet gefocust is op de buitenwereld en de hersenen in wakende rust zijn, zoals tijdens dagdromen en gedachten afdwalen. Een negatief gecorreleerd netwerk is een netwerk waar de ene waarde toeneemt naarmate de andere afneemt.

De hypnotische beïnvloeding leidde tot:

  1. Een verminderde “extrinsieke” (naar buitengerichte) connectiviteit tussen frontolaterale en parietolaterale hersenschorszone
  2. Een gedaalde connectiviteit van het achterste deel van het DMN (default mode netwerk).

Deze veranderingen zouden respectievelijk kunnen overeenstemmen met verminderde zintuiglijke bewustwording en met wijzigingen in het zelfbewustzijn. Dit kan ook post-hypnotische amnesie (geheugenverlies na hypnose met betrekking tot de ervaring in hypnose) tot gevolg hebben. Het team merkt ook op dat in hypnose de overgang van het intern bewustzijn naar het extern bewustzijn om de 33 seconden gebeurt. Dit gebeurt normaal gesproken elke 20 seconden. Dit is een objectief criterium van het hypnotisch proces.

Verminderde activiteit in het DMN (Default mode netwerk)

Deeley e.a. (2012) vonden dat de absorptie van de aandacht na hypnotische inductie (het in hypnose brengen)  geassocieerd was met verminderde activiteit in het DMN (Default mode netwerk). Dit is een grootschalig hersennetwerk vooral bekend om actief te zijn wanneer een persoon niet gefocust is op de buitenwereld en de hersenen in wakende rust zijn. Dit is bijvoorbeeld het geval tijdens dagdromen en als gedachten afdwalen. Daarnaast trof met een verhoogde activiteit aan in het prefrontale aandachtsysteem.

Hypnotiseerbaarheid te zien in de hersenen

Niet iedereen is zo gemakkelijk te hypnotiseren. Onderzoek van the Stanford University School of Medicine liet zien hoe de hersenen van mensen die minder hypnotiseerbaar waren anders zijn dan die van mensen die snel in hypnose gaan. Het onderzoek is gepubliceerd in oktober 2021 in the Archives of General Psychiatry. Voor de studie voerden Spiegel en zijn Stanford-collega’s functionele en structurele MRI-scans uit. Ze bekeken de hersenen van 12 volwassenen met een hoge hypnotiseerbaarheid en 12 volwassenen met een lage hypnotiseerbaarheid. De onderzoekers keken naar de activiteit in 3 verschillende netwerken in de hersenen: het DMN (default mode netwerk). Dit wordt gebruikt wanneer iemands brein inactief is. Ze keken ook naar het uitvoerende controle netwerk. Dit is betrokken bij het nemen van beslissingen. En ze keken naar het salience-netwerk. Dit is betrokken bij het beslissen dat iets belangrijker is dan iets anders. Beide groepen hadden een inactief default mode netwerk.

Uitkomst van het onderzoek

De hersenen van de zeer goed hypnotiseerbare personen lieten echter wel meer samenwerking zien tussen componenten van het uitvoerende controle netwerk en het salience-netwerk. Meer specifiek bleek in de hersenen van de sterk hypnotiseerbare groep de linker dorsolaterale prefrontale cortex, een uitvoerend controle gebied van de hersenen, geactiveerd te zijn in combinatie met de dorsale anterieure cingulaire cortex. Deze maakt deel uit van het salience-netwerk en speelt een rol bij het focussen van aandacht. Daarentegen was er weinig functionele connectiviteit tussen deze twee hersengebieden bij mensen met een lage hypnotiseerbaarheid.

Overzicht van studies hersenactiviteit

Landry e.a. (2017) verzorgden een systematisch overzicht van studies naar de hersencorrelaten van hypnose. Zij stellen vast dat er ondanks een groeiend aantal hersenbeeldvormende onderzoeken rond hypnose weinig overeenstemming bestaat over de neurale mechanismen bij hypnose.  Zij vermoeden dat dit te maken heeft met zowel de vele aspecten van hypnose als de schaarste aan coherente methodologische standaarden.

Samenhang tussen hypnotische reacties en activering van de gyrus lingualis

Zij waren verrast dat een kwantitatieve meta-analyse alleen maar steun gaf aan een samenhang tussen hypnotische reacties en activering van de gyrus lingualis in het mediale deel van de occipitaal kwab van de hersenschors. De gyrus lingualis, ook wel tongwinding genoemd, is een hersenstructuur die verband houdt met het verwerken van het gezichtsvermogen, vooral met betrekking tot letters. Aangenomen wordt dat het ook een rol speelt bij de analyse van logische condities (d.w.z. logische volgorde van gebeurtenissen) en het coderen van visuele herinneringen. De vaststelling dat dit deel van de hersenen bij hypose wordt geactiveerd steunde op vijf onderzoeken die afkomstig waren van vijf verschillende onderzoeksgroepen.

Makkelijker in hypnose met behulp van oxytocine

Richard Bryant toont in onderzoek aan dat mensen die moeilijk onder hypnose te krijgen zijn met behulp van oxytocine veel makkelijker te hypnotiseren zijn. Hij includeert 40 moeilijk te hypnotiseren mannen. 19 krijgen een neusspray waarin oxytocine zit, 21 krijgen een placebo. Vervolgens wordt er met hypnose gewerkt. Van de 19 mannen zijn 8 mannen nu relatief makkelijk te hypnotiseren en van de controle groep 3. Conclusie: Het lijkt erop dat oxytocine hypnose makkelijker maakt, waarschijnlijk omdat het hormoon ervoor zorgt dat mensen meer vertrouwen in de hypnotiseur hebben. Dit onderzoek kan van belang zijn voor de medische wereld. Uit andere onderzoeken is gebleken dat mensen die voor een operatie verdoofd en tegelijk gehypnotiseerd worden minder pijn ervaren en ook minder lang in het ziekenhuis verblijven. Met oxytocine kunnen mogelijk ook die mensen uit de onderzoeksgroep baat hebben bij hypnose in combinatie met oxytocine bij zo’n ingreep.

Onderzoek nog in beginfase

Er zijn ook onderzoekers zoals Lynn en Bolt Lynn e.a. (2019) stellen dat tientallen jaren speurwerk naar een unieke
neurofysiologische signatuur van hypnose nog te weinig bruikbaars opgeleverd heeft.  Toch stemmen ze er mee in dat
hypnotische interventies een brede waaier van bewustzijnsveranderingen kunnen bewerkstelligen.  Bolt e.a. (2018) betwisten de relevantie van analyses van onderzoeksexperimenten waarin men probeert taakrelevante (extrinsieke) en intrinsieke hersenactiviteit te onderscheiden.  Zij wijzen erop dat het onderzoek met betrekking tot de werking van de hersenen in een toestand van hypnose zich nog steeds in de beginfase bevindt.